Rudolf
Ken je dat licht euforisch gevoel als je je eerste glas alcohol hebt geconsumeerd? Zo voelt mijn meester zich als de maand december met rasse schreden nadert. Dan begint er iets in hem te borrelen, een dwingende macht die hem opdraagt de handen uit de mouwen te steken. Gedaan met zuchtend opstaan. Afgelopen het lome gevoel van een zich voortslepende dag. Hoe lagere temperaturen de thermometer aangeeft, hoe meer hij zich in zijn schik voelt en zich kan voorbereiden op zijn titanentaak.
Weet je, mijn meester behandelt me het hele jaar door met respect en een hartelijkheid die slechts zijn beste vrienden mogen ervaren, maar als zijn tijd is gekomen wordt mijn verzorging door zijn echtgenote overgenomen. Dan schalt zijn stem door berg en dal en weet iedere bewoner van het dorp dat het lang verbeide ogenblik is aangebroken. Ho ho ho!
En ook wij worden in zijn slipstroom meegezogen. We weten: eindelijk zullen we in actie kunnen treden en blijheid op de mensen hun gezichten mogen toveren. De vrolijkheid en de energie van onze meester springt op ons over en geeft zin aan ons vlakke bestaan. Ook wij erkennen het belang van deze wintermaand. Zelfs het voedsel dat ons wordt toegestopt lijkt een stuk smakelijker alsof een elandse Meeus in de potten heeft geroerd. De intrede van Koning Winter geeft onze baas een energiestoot die het vuur aanwakkert bij zijn gezellen. Hoe harder het vriest hoe laaiender onze meester. We worden ondergedompeld in een wekenlange roes.
En plots zijn ze er weer: de helpers, dienaars, ontwerpers, sjouwers, consulenten, vrachtvervoerders. Zij die het allemaal mee mogelijk maken om de wereld op zijn kop te zetten. En ook wij staan paraat en trappelen van ongeduld om onze bijdrage te leveren.
We weten: dit is waarvoor hij leeft. Dit is zijn uitgesproken doel. En wij helpen het hem te realiseren. Telkens opnieuw. En opnieuw. En opnieuw.
Maar niets van dit alles nu.
Zie hem daar nu suffen, in zijn zetel hangend als een uitgeblust, oud mannetje dat zonet een slag van de voorhamer heeft gekregen. De blos op zijn wangen, zo typisch voor het jaareinde, is ver zoek. Zijn huid is vaal, okergrijs alsof een ziekte zijn spreekwoordelijke vrolijkheid heeft weggegrist. Hij ziet er dubbel zo oud uit (en ik kan u verzekeren dat dat héél héél oud is) en het heeft er de schijn van dat hij met de minuut verder ineenschrompelt tot een verweesd kijkende baardsmurf.
Waar is mijn kwieke, opgewekte, energieke meester gebleven?