Skip to content Skip to footer

Gemotteveeerd

En waarom niet, dacht Bogaert, toen hij de deur van café ‘Het hoekske’ openstootte. Hij was een half uur te vroeg voor zijn afspraak en kon even goed een koffie drinken vooraleer hij op sollicitatiegesprek trok. Het café bevond zich op de hoek van twee convergerende straten en kon ook ‘De Boeg’ heten. 
Aan de lange toog zaten drie personen. Aan de overzijde, kant Ledeganckstraat zullen we maar zeggen, had je een koppeltje. De man droeg een trendy lichtbruin pak en een gleufhoed. In andere tijden zou je hem een sigaret hebben zien roken. De vrouw naast hem was een wat mollig, geblondeerd type. Ze staarden zwijgend voor zich uit. Een stel in het diepst van hun gedachten.
Halfweg tussen hen en hemzelf in, net nog kant Hoogstraat schatte hij, zat een kalende man wat mismoedig naar zijn leeg glas te staren. Hij droeg een verfrommeld klassiek grijs pak met krijtstreep, zijn das half losgeknoopt. De barman spoelde enkele glazen om zich een houding te geven. Er hing een ijzige sfeer. 
Terwijl hij aan zijn koffie nipte bekroop hem een ongemakkelijk gevoel. Was hij in de wereld van Edward Hopper terechtgekomen? Minutenlang werd er niets gezegd. Een onwezenlijke stilte. Alsof er een dreiging in de lucht hing. Ook de barman voelde zich niet geroepen om zijn klanten te onderhouden. Enkel het klotsen van het spoelwater verbrak de stilte en het gebrul van een voorbij scheurende brommer. 
“Nog een laatste vooraleer de plicht roept”, zei de mismoedige man met schorre stem
Is dit een nachtcafé in navolging van de nachtwinkel, vroeg hij zich af, of gewoon een zaak die extra vroeg de deuren opent om pendelaars op weg naar het station een bakje troost te bieden? 
“Zou je niet beter voor een koffie gaan, directeur?” repliceerde de barman die zijn theedoek over zijn schouder gooide. “Tijd om weer op je positieven te komen.”
De directeur keek de barman met half toegeknepen ogen aan, wapperde met een belerend vingertje voor diens neus en zei: “Ik ben oud en wijs genoeg om te bepalen wat ik consumeer. Je hoeft me heus niet terecht te wijzen, Toon de barman. Ken je plaats, kerel!”
Hij mompelde meer dan te spreken en slikte zijn woorden half in. Een koffie kan nooit een middel zijn om aan de kater te ontsnappen, bedacht hij. 
“Bol het af, zat directeurtje”, zei de mollige dame, kant Ledeganckstraat, die uit haar lethargie ontwaakte en van haar barkruk stapte. “Het is halfnegen. Ik moet nog de vloer dweilen en mijn baas in het ziekenhuis heeft een hekel aan poetshulp die te laat opdaagt.”
De directeur leek niet geneigd om zomaar bakzeil te halen en tikte herhaaldelijk op zijn glas, mopperend dat het cafépersoneel geen commerciële ingesteldheid meer vertoonde, maar Bogaert had de hint van de poetsvrouw wel begrepen, rekende zijn koffie af en liet het Hopper-gezelschap zichzelf opheffen.

Hij werd ontvangen door de onderdirectrice, een volslanke dame van een jaar of veertig, met blozende wangen, pretoogjes en een zenuwkuchje waarvoor ze zich constant excuseerde. De directeur was er niet, zei ze, waardoor zij de honneurs voorlopig waarnam. En of hij een gemotiveerde leerkracht was? Excuseer.
Dat was wat men noemt met de deur in huis vallen. Recht op het doel af. Kijken welk vlees men in de kuip heeft.
“Het is jammer om te zeggen, maar het merendeel onderwijst om den brode, routineus, zonder zich de pleuris te werken, vaak ook omdat men geen zin heeft in een kantoorjob of een kaderfunctie of een bouwwerf. Het ouder personeel wil het contact met de jongerenwereld onderhouden om het eigen leven meer schwung te geven en twintigers willen vooral veel vrije tijd om te kunnen raven en couchsurfen. Gelukkig hadden ze op deze school het aantal minder gemotiveerde leerkrachten tot een minimum kunnen beperken, excuus, en werden zij die er de kantjes afliepen van nabij opgevolgd. “En hoe staat het met uw idealen, meneer Bogaert?”

Reageer hier