Het gebeurt zelden dat ik naar het buitenland reis om een concert bij te wonen. Dit heeft niets vandoen met leeftijd, luiheid of desinteresse, alles met de kwaliteit van de artiest en de nood om een fenomeen live te willen zien. Een jeugdidool bijvoorbeeld.
Een nostalgisch gevoel had me overvallen toen ik las dat een restant van mijn favoriete popgroep uit de jaren zestig een tournee door Europa plande. Het was niet de eerste keer dat hij het continent doorkruiste, maar vanwege beroepsbezigheden had ik zijn laatste passage in Antwerpen node aan mij moeten laten voorbijgaan. Deze keer stond Antwerpen niet op de tourlijst, maar Amsterdam. Ik dacht: de 80-jarige gabber wordt aardig grijs en zijn babyface steeds meer een gegroefde akker, zijn knoken kraken onder het gewicht der jaren, maar hij draaft nog steeds als een wulpse hinde vlaggenzwaaiend over het podium. Een hoge noot durft hij al eens niet te halen en de stem klinkt wat heser dan voorheen, maar dit wordt glimlachend en met de mantel der liefde toegedekt. Wij koesteren jeugdidolen in het fluwelen doosje van ons hart.
Een schuchter stemmetje fluisterde me in dat dit mogelijk de laatste gelegenheid was om een concert van sir Paul McCartney bij te wonen. Nostalgie wint het van de realiteitscheck en je wilt met een goed gevoel met pensioen gaan. Dus kocht ik een kaartje voor de Eurostar.
Om me niet te vervelen met het zicht op Vlaamse koterijen, Nederlandse sanseveria’s en spoorwegovergangen stopte ik een pocket in mijn rugzak. Het was een gewoonte die ik had overgehouden van toen ik nog op prospectie trok voor vakantiewoningen in de Provence. Ik had toen eindelijk de gelegenheid gevonden om Tolstojs ‘Oorlog en vrede’ aan te pakken. ‘Anna Karenina’ moest nog even wachten. Op weg naar Amsterdam kies je voor het kortere werk, bij voorkeur van een schrijver uit het eigen taalgebied. Zo was ik al een tijdje in mijn lectuur verdiept toen iemand zich over mij posteerde en een stem uit het verleden opklonk. Her verzonkene rees weer naar de oppervlakte.
***
Liefde is toeval. Kondigt mijn alter ego af. Je kruist de liefde op Aalst carnaval, op de camping van Tomorrowland, in het spookkot, op het naaktstrand, in het skatepark, op een babyborrel of in de tattooshop. Ik spreek niet voor de derde leeftijd. Er is geen vastgelegde plaats. Ik ontmoette de liefde bij ‘Weg die bommen godverdomme!’. Ik was jong. Niet piep, maar toch. En het was niet de grote betoging in Brussel waarop honderdduizenden hun onvrede uitschreeuwden vanwege de verwachte installatie van kernwapens op Kleine Brogel. Het was op een van die kleinere evenementen in Leuven. We marcheerden van het station naar de Grote Markt. Niet het langste parcours ooit, maar het was het signaal dat telde. Ik was toen voorzitter van de jong Vlaams-Nationalisten. Voor wie denkt dat er alleen met rode en zwarte vlaggen gezwaaid werd: nee, de Vlaamse leeuw was wel degelijk aanwezig. Het was nog aan de voorvooravond van de Grote Doorbraak.