Skip to content Skip to footer

Alkibiades in Leuven

Stella, de vrouw van Ilya Leonard Pfeijffer, heeft de gewoonte om in bed filosofische geschriften te lezen. Op een dag herinnerde zij haar echtgenoot eraan dat zijn jonge versie zich had voorgenomen om een roman te schrijven over de populistische Griekse politicus en veldheer Alkibiades uit de vijfde eeuw voor Christus. Het project had hij toentertijd niet aangevat, omdat hij zich op dat ogenblik nog niet de mature schrijver achtte die hij intussen is geworden.

In 2021 leek de tijd wel rijp om zijn voornemen tot uitvoering te brengen, omdat de gebeurtenissen die zich afspeelden in het oude Griekenland van Alkibiades verontrustende parallellen begonnen te vertonen met gebeurtenissen in onze eigen tijd. Door het verhaal te vertellen van Alkibiades heeft Pfeijffer geprobeerd ‘met de vaardigheden waarover hij beschikt’ zijn bijdrage te leveren om zijn tijdgenoten te waarschuwen voor de gevaren die onze democratie onderuit dreigen te halen. Op non-fictievlak doet hij dat de dag van vandaag nog steeds door een wekelijks essay in verband met de actualiteit te publiceren in de weekendeditie van De Morgen.
Eigenlijk is het een hele krachttoer dat Pfeijffer deze vuistdikke historische roman in nauwelijks twee jaar tijd heeft geschreven. Het feit dat hij twintig jaar als classicus actief is geweest en precies weet hoe efficiënt de juiste bronnen en wetenschappelijke studies te raadplegen, heeft ontegensprekelijk een handje geholpen om zijn boek sneller uit de startblokken te doen schieten. Net zoals Umberto Ecco het als master in de middeleeuwse filosofie iets makkelijker had om ‘De naam van de roos’ in elkaar te boksen.

Inlevingsvermogen, daar draait het om. Pfeijffer vertelt het verhaal van Alkibiades in de ik-vorm. Hij voert een eerzuchtige en ambitieuze figuur op die zijn volk toespreekt. Het is niet evident om in het hoofd van een Griekse veldheer-politicus te kruipen die 2500 jaar geleden in een ander land, een andere cultuur en met een verschillende mindset leefde en dat vervolgens geloofwaardig op papier te zetten. Toch slaagde hij erin, niet in het minst omdat hij in zijn hoofd de connectie maakte met deze geschiedkundige figuur. Pfeijffer gaat erop prat Alkibiades’ medium te zijn geworden. De tot het Griekse volk gerichte rede die deze aan het einde van zijn leven houdt is zodoende het fictieve element waaraan de schrijver zijn roman ophangt gezien Alkibiades nooit zelf geschriften of memoires heeft nagelaten.
Dat kwam de winnaar van de Boon-prijs een intelligent publiek (klonk daar enige ironie in zijn stem?) afgelopen woensdag vertellen in een LECTIO* Chairlezing in de aula Vesalius van de KU Leuven. In deze zestig minuten durende uiteenzetting schetste hij niet alleen de achtergrond van zijn roman, maar ging ook dieper in op de worsteling met zijn onderwerp, de strijd om zich in de geest van zijn hoofdpersonage te kunnen verplaatsen, de twijfel met betrekking tot het in te nemen vertelstandpunt en welke stilistische keuze er moest gemaakt worden en de aan te brengen parallellen met onze tijd (hoewel deze naar zijn eigen zeggen sowieso uit de feiten spreken). Slechts gebruik makend van een minuscuul notitieboekje drentelde hij rond het spreekgestoelte en deed op zijn eigen rustige, onderhoudende wijze zijn ding, het publiek af en toe tot een lachsalvo dwingend met zijn droge humor en de kwinkslagen naar politieke, universitaire en literaire middens.

Toen iemand uit het publiek hem vroeg of hij Flauberts uitspraak ‘Madame Bovary, c’est moi’ voor zichzelf kon vertalen als ‘Alkibiades c’est moi’, antwoordde hij met een monkellachje dat de vergelijking misschien opging in die zin dat hij, zich spiegelend aan de veldheer, de mooiste schrijver van zijn generatie voelt.

 

* Lectio: Instituut aan de KU Leuven voor de Studie van de Transmissie van Teksten, Ideeën en Beelden in Oudheid, Middeleeuwen en Renaissance

Reageer hier