Hoe erg is het te moeten constateren dat je een stuk van jezelf jarenlang hebt verwaarloosd, althans in deze vorm. En toch overkwam het mij op deze luie kerstdag. Het is als pas ’s middags ontwaken en boos op jezelf zijn omdat je onbewust een halve dag van je leven hebt verprutst. Je deed het niet met opzet, je hebt jezelf niet te kort gedaan of er geen noemenswaardige schade mee aangericht, maar ergens borrelt een vorm van frustratie op die je nu op een adequate manier wil wegspoelen. Doorheen de jaren in stijgende lijn optimist geworden -ja, dat kan, ik weet dat mannen bij het verouderen chagrijniger worden, zich tot vervelende zeurpieten omscholen en in pessimisme verzanden, maar niet zo bij mij, ik ben de uitzondering op de regel- besluit ik daar met onmiddellijke ingang iets aan te doen, niet in het minst door toedoen van Paul de Wispelaere die mij recentelijk door zijn overlijden naar zijn werk terugdreef en me alzo uit mijn langdurige lethargie verloste. Of hoe een dode een virtuele dode doet ontwaken.
Ik neem me voor voortaan met de regelmaat van de klok enkele paragrafen neer te schrijven om mezelf opnieuw te trainen in het verwoorden van wat me bezighoudt. Ik observeer vanaf dit eigenste moment weer mijn medemens en beschouw hem als mijn rijkste inspiratiebron, lees de krant met de ogen van de schrijver, laat de sociale media de muis van mijn computer aandrijven en deel mijn overdenkingen vervolgens met u, lezer. Zint u dat?