Skip to content Skip to footer

Requiem voor een vriend

Ik had een vriend. Een charmante, voorkomende kerel die de sympathie vanvelen genoot, maar wiens leven niet steeds rozengeur en maneschijn was. Hij werd geboren in Moeskroen, vlak op de taalgrens. Hij groeide op als perfect tweetalige Belg wat hem later nog flink vanpas zou komen. Zijn moeder was smoorverliefdop een Vilvoordenaar geworden waardoor het koppel na verloop van tijd naar Vlaams-Brabant verhuisde. Zodoende kon Philo zijn opleiding tot kapper in het Brusselse volgen, waarna hij zijn eigen zaak in de Zennestad opstartte. 

Philo was een voorbeeldige vakman en geliefd bij zijn steeds talrijker cliënteel. Ergens deed zijn manier van knippen me denken aan Charlie Chaplin die in ‘The dictator’ een bescheiden, kwiek Joods kappertje neerzette. Dezelfde manier van bewegen rond zijn klant met handen die om het hoofd fladderden als speelse vogeltjes. Tegelijkertijd hoorde ik de zwierige violen op de achtergrond het handenballet begeleiden. Nooit heerste er stilte in zijn zaak. Steeds wist hij handig in te spelen op beroep of hobby van de klant zodat deze zich perfect thuis voelde.

Beleefdheid was dé basisregel. De ‘meneren’, want op een enkele dame na bestond zijnklantenbestand enkel uit mannen, weerklonken dagelijks door de kapperszaak. Snelkonden die vervangen worden door een voornaam als het statuut van de klant wijzigde.
 
Kapper Philo presteerde lange dagen. Zijn werkdag begon om zeven uur ’s ochtends en hij sloot zijn zaak doorgaans pas omstreeks acht uur ’s avonds. De middagpauze beperkte zich tot maximaal een half uur, voldoende tijd om een boterham naar binnen tewerken of haastig de door zijn moeder bereide warme maaltijd te verorberen. Op zijn vrije dag zocht hij minder mobiele en bejaarde klanten op. Mijn vriend was een harde werker, maar zijn alle zelfstandigen dat niet aangezien ze in tegenstelling tot ambtenaren zelf voor hun pensioen moeten instaan en zeker niet door de fiscus gespaard worden? Daarvan was hij zich meer dan wie ook bewust en dus bleef hij doorduwen ondanks aanmaningen van zijn ouders om het wat kalmer aan te doen.
 
Philo had diabetes. De ziekte had hem reeds op jonge leeftijd overvallen. Zo was het colaflesje nooit ver uit de buurt. Suikerziekte hoeft geen negatieve invloed te hebben op de kwaliteit van het leven als men er zich op instelt. Vervelender wordt het als er nierinsufficiëntie optreedt. Mijn vriend verloor een nier en kwam dan op de beruchte wachtlijst terecht. Een jonge verkeersdode bleek uiteindelijk de geknipte donor. Iedereenkent de lijdensweg van nierpatiënten. De eindeloze dialyses en de oneindige herhaling van vallen en weer opstaan. Patiënten met een nieuwe nier schrijven niet altijd een succesvol verhaal. Men kan geluk hebben en een aantal jaren zonder wezenlijke problemen verder leven. Heb je pech kunnen er afstotingsverschijnselen optreden. Philohad aanvankelijk geluk, maar na enkele jaren doken er met mondjesmaat toch problemen op waardoor hij geregeld in het ziekenhuis werd opgenomen. Zijn ziekte was er de oorzaak van dat hij verkoos geen relatie aan te gaan aangezien hij, naar eigen zeggen, zijn vrouw niet met dergelijke problemen wilde opzadelen. Het typeerde zijn persoonlijkheid.
 
Een zelfstandige kan het zich niet veroorloven ziek te zijn. Een kapper kan het zich niet veroorloven zijn zaak, ook al is het maar voor enkele dagen, te moeten sluiten. Dan haken klanten af en als het meermaals gebeurt zoeken ook de meest begripvolle, andere oorden op. Zo liep het voor Philo faliekant af en moest hij noodgedwongen zijn zaak sluiten en uiteindelijk op een leeftijd waarop anderen nog de laatste jaren naar hunpensioen volmaken reeds op rust gaan. Gebroken en minder mobiel geworden besloot hij samen met zijn intussen blind geworden mama zijn herfstjaren in een rust- en verzorginstehuis door te brengen. De opgewekte en levenslustige kapper was intussen verworden tot een zielloze zwartkijker wiens enige reden van bestaan het bijstaan van zijn moeder was.
 
Maar ook dat laatste genoegen werd hem niet lang beschoren en op relatief jonge leeftijd sloot hij voorgoed de ogen. Bij het overgrote deel van overledenen zegt men: hij liet een vrouw en twee kinderen na. Bij hem heette het: hij liet een hulpbehoevende moeder na. De wereld op zijn kop.
 
Zijn mama richt zich nu dagelijks tot de goede God en bidt voor het zielenheil van haar onfortuinlijke zoon, maar tegelijkertijd stelt ze Hem de vraag die ook wij ons vaak stellenen waarop nooit een antwoord komt: waarom moeten goede mensen zo snel gaan en blijven anderen met een minder nobele inborst de grenzen van houdbaarheid zo makkelijk verleggen?

Reageer hier