Skip to content Skip to footer

Het laffe in de mens

Wat heb ik met geschiedenis? Dat zijn zo van die levensvragen die een mens zich stelt als hij naar de herhalingen kijkt van de hilarische sitcom ‘Allo ‘Allo’ die zich in het verzetsmilieu in het Frankrijk van de Tweede Wereldoorlog afspeelt. Als jonge kerel werd ik niet bijster door de geschiedenislessen geboeid aangezien er meer papierproppen en eieren door het leslokaal zoefden dan afbeeldingen van Ambiorix, Clovis of Jan Breydel circuleerden. De door de leraar plichtmatig afgedreunde leerstof in een rumoerige en weinig gedisciplineerde klas, slechts nu en dan tot de orde geroepen met een wanhopig uitgeschreeuwde ‘Drie bladzijden!’, liet niet direct sporen na op mijn zich langzaam ontwikkelende brein. Met een kwistig Latijnse spreuken strooiende en gedreven klassiekgeïnspireerde en voor weerspannige geesten belerende en stigmatiserende voorganger als Bart De Wever zouden de jaren zestig er voor mij wellicht anders hebben uitgezien. 

Ik geef toe: in de zomer na mijn succesvol beëindigde retorica werd ik zwaar besmet door het Marxvirus en schafte ik me in volle afzwaai-euforie met mijn spaarcenten een dundrukeditie van ‘Das Kapital’ aan omdat ik in de nasleep van de studentenrevoltes eindelijk eens wou uitvissen waarom de kapitalistische maatschappij nu eigenlijk feitelijk zo kapitalistisch was en ons, studenten, noodzaakte solidair te wezen met de arbeidersklasse (en de RAL!). Maar zoals zo vaak geschiedt bij overtijdse pubers overschatte ik de eigen mogelijkheden volkomen en raakte ik hopeloos verstrikt in de bijbel van revolutionair links, waardoor ik nog steeds lijd aan een schrijnend gebrek aan basiskennis om politieke tegenstanders met doorslaggevende argumenten de mond te snoeren.

Het was pas toen de officiële Belgische omroep reeksen als ‘I Claudius’ begon te programmeren dat het stilaan daagde dat het klassieke verleden en de geschiedenis vande mensheid in het algemeen meer aandacht verdiende. Ik was niet de boekenfreak die nu plots het ene werk na het andere verslond om uit te vissen waarom de Azteken mensenoffers brachten, wat de filosofische gesprekken van Socrates op de straten en pleinen van Athene precies inhielden of waarom de Code Napoléon nog steeds de basis van ons burgerlijk wetboek vormt. Mijn voorkeur bleef uitgaan naar historische tv-reeksen en bioscoopfilms om mijn kennis bij te spijkeren, gaande van legendarische Britse series als ‘Henry VIII’ , filmklassiekers als het pompeuze ‘Cleopatra’ met tot de verbeelding sprekende acteurs als Richard Burton en Elizabeth Taylor tot epossen als ‘Lawrence of Arabia’ met de iconische Omar Sharif.
 

Die interesse is overeind gebleven en ik geniet nog steeds mateloos van de elkaar in snel tempo opvolgende en vakkundig gemaakte historische producties. Topreeksen als ‘The Tudors’, ‘Medici: Masters of Florence’ en ‘The Borgia’s’ zijn voor mij het neusje van de zalm en ik smul van de heerlijke dialogen en de talloze intriges aan de koninklijke hoven waarbij corruptie en moord bepalen wie de touwtjes in handen neemt en vooral houdt. Hedendaagse series als het onvolprezen Deense ‘Borgen’ en het populaire Amerikaanse ‘House of Cards’ tonen aan dat de strijd om de macht nog steeds langs duistere wegen en via gekonkel in wandelgangen voert. Ik zie het met graagte voor mijn hongerige ogen passeren.

Lezen is evenwel in mijn leven een constante geweest. Logisch dus dat mijn interesse voor geschiedenis mijn lectuurlijst binnensloop, soms in de vorm van een biografie (Napoleon, Johan Op de Beeck), een verslag van historische feiten (de Ilias, Homeros) of een geromantiseerd verhaal tegen een historische achtergrond (De bekeerlinge, Stefan Hertmans).

Nu zal je je wellicht afvragen waarom mijn drie laatst gelezen romans zich afspelen tijdens de Tweede Wereldoorlog daar waar er al vier jaar vieringen aan de gang zijn voorde honderdste verjaardag van de Groote Oorlog. Het lijkt vreemd op het moment dat de Westhoek de spil is waarrond alles draait en men er overspoeld wordt door duizenden toeristen die de plaats van de grote slachterij met eigen ogen willen aanschouwen, maarvoor alles bestaat een verklaring en waarom moet een mens zich absoluut aansluiten bij wat de actualiteit dicteert? 

 Er was eerst ‘Wil’ van Jeroen Olyslaegers. De naam van de auteur was me niet onbekend. Wie het literaire wel en wee volgt moet de naam meer dan eens hebben zien opduiken. Afgelopen jaar was de man niet uit de actualiteit weg te slaan. Zijn laatste roman werd met lof overladen en haalde de ene prijs na de andere binnen. Zo kreeg hij de Fintro Literatuurprijs én de Prijs van de Lezersjury tegelijkertijd, de Ultima van de Vlaamse Cultuur in de Letteren, de Confituurboekhandelprijs, de F. Borderwijkprijs en onlangs nog de jongerenprijs De Inktvinger.

Uiteraard wekt dat de nieuwsgierigheid van de wakkere burger en wilde ik absoluut met eigen ogen vaststellen of al die eerbetuigingen en bloemenkransen terecht waren. Een mens kan trouwens nooit beweren dat hij zich voor literatuur interesseert als hij aan de beste schrijvers van eigen bodem voorbijgaat.

Nadat ik ‘Wil’ twee keer na elkaar had gelezen, voelde ik me genoodzaakt de confrontatie met mezelf aan te gaan: wat zou jij doen, zo bevroeg ik mezelf, mocht je morgen wakker worden in een bezette stad waarin het minste teken van verzet met de dood wordt bestraft, je slechts overleeft dankzij een stuk of wat voedselbonnen en een bevolkingsgroep openlijk gediscrimineerd en vervolgd wordt? Doe je zoals Wilfried Wils en neem je dienst als hulpagent om aan verplichte tewerkstelling te ontsnappen wat betekent dat je deelneemt aan nachtelijke acties en onder bevel van Feldwebels joodse gezinnen met kleine kinderen uit bed licht en ze in nachtkleding door de bittere kou van een vriesnacht naar een opvangcentrum jaagt van waaruit ze de volgende dag op transport worden gezet, bij razzia’s opgevorderd wordt en deel uitmaakt van een menselijk cordon om te voorkomen dat uitgedreven joodse parasieten kunnen ontkomenen passief toekijkt hoe deze worden mishandeld en beschimpt terwijl hun huizen in puinhopen worden herschapen, goede maatjes wordt met plaatselijke hoogwaardigheidsbekleders die eieren voor hun geld hebben gekozen ten einde hun privileges te kunnen veilig stellen? Of treed je eerder als ambtenaar in dienst om mee te helpen dossiers samen te stellen over burgers die verzetsdaden hebben gepleegd of hun afkeer voor het officiële beleid binnenskamers hebben geventileerd wat door rattenoren werd opgevangen en onmiddellijk gerapporteerd?
 

Zal je het goedkeuren dat je tante met officieren van de bezettingsmacht aanpapt, er openlijk een relatie mee aangaat om materiële voordelen uit de brand te slepen en bij gebeurlijke verdachtmakingen van familieleden of vrienden tussen de lakens bemiddelt om een rampscenario af te wenden?

Word jij ook een ‘tweezak’ die irriterende medeburgers voor het oog van de bezetter in elkaar slaat en opgepakte leden van de witte brigade met wie je in de folterkamer van de Gestapo wordt geconfronteerd plots niet meer kent, maar onder de radar je sympathie betuigt voor sabotagedaden en je bijdrage levert om een enkele joodse medeburger te helpen onderduiken?

Het zijn prangende vragen die probleemloos beantwoord worden in de veilige omgeving waarin we thans verkeren en waarbij men zich moeilijk kan voorstellen wat het effectief betekent te moeten vechten om het hoofd boven water te houden. Maar wat als … ? Blijven we dan even zelfverzekerd en humaan? Kijken we dan ons eigen noodlot in de ogen of zijn we ons toevallig even van geen kwaad bewust.

Ook de personages in ‘Het verdriet van België’ van Hugo Claus, mijn tweede roman, blijken niet onomstreden. De Seynaeves zijn cameleons en collaboreren à la carte, elk familielid op zijn manier en met oog voor het eigen profijt. Maar ook hier slaan de twijfels toe bij Louis, de zoon des huizes, die uiteindelijk een radicalere beslissing neemtdan Olyslaegers’ Wils en zijn in een opstoot van Vlaams nationalisme aangegane lidmaatschap bij de Nationaalsocialistische Jeugd weer opzegt.
 

Twee romans die rond hetzelfde thema zijn opgebouwd en je doen kolken van woedevanwege die landverraders, maar je anderzijds ook met de eerder genoemde vragenopzadelen. Is het allemaal zo simpel en eenduidig als men het zich voorstelt?

 Wat er zoal bij de mens kan misgaan als lijf en leden in gevaar dreigen te komen kaart Philippe Claudel in zijn schokkende roman ‘Het verslag van Brodeck’ aan. Nummer drie. Als ‘de Anderer’ net na de oorlog in een afgelegen dorpje aan de Frans-Duitse grens zijn opwachting maakt, er een tijd verblijft maar zich buiten het dagelijkse leven houdt, komen de tongen van de bewoners los. De sfeer wordt radicaal vijandig als de man de plaatselijke gemeenschap een spiegel voorhoudt in een aantal tekeningen en schilderijen die verwijzen naar de houding van de dorpelingen tijdens de bezetting. Brodeck, zelf oorspronkelijk een inwijkeling en de verteller van het verhaal, werd in die periode door zijn medeburgers geslachtofferd en heeft zijn tijd in een concentratiekamp met moeite overleefd. In een hem door de burgemeester opgedragen verslag van de feiten spaart hij de kritiek op zijndorpsgenoten niet. Wat bedoeld was als een vrijpleiting van de gemeenschap, wordt eenbittere aanklacht en Brodeck zal na enkele dramatische gebeurtenissen zijn conclusies trekken.

Net als bij Olyslaegers en Claus worden hier mensen ten tonele gevoerd die uit lijfsbehoud elk moreel besef overboord gooien, wat je als lezer verplicht jezelf in te beelden hoe jij met dit dilemma zou omgaan mochten zich opnieuw duistere tijden aandienen. Naar helden die zich consequent en vaak ten koste van het eigen leven tegenmachtswellust en onderdrukking verzetten moet je met een vergrootglas speuren. Helden die lallend op de barricaden staan en als verdediger van hogere waarden de strijd tegen het kwade aangaan tref je op elke straathoek aan. De mens is een laf en angstig wezen dat principes en moraal verloochent om zelf niet in woelig water terecht te komen. Dat heeft de geschiedenis me bijgebracht.

Reageer hier