Wie een uitgebreide studie over Paul Koeck plant, weet waaraan hij begint. Immers, de productie van deze auteur is aanzienlijk. Behalve 20 romans, 20 toneelstukken, 26 verhalen en een stuk of wat vertalingen, omvat zijn werk ook nog een reeks scenario’s voor televisie- en bioscoopfilms, journalistieke stukken en studies die, al dan niet in serievorm of gebundeld, in kranten, tijdschriften of in boekvorm verschenen.
Wie een gefundeerde visie op deze auteur kwijt wil, moet vooral door de leesmicrobe gebeten zijn en zich kunnen vereenzelvigen met ideeën, opvattingen en motieven van een schrijver die niet alleen qua thematiek, maar ook inzake vormgeving bewezen heeft tot de verdienstelijkste hedendaagse Vlaamse romanciers te behoren.
De essayist van dienst moet zich spiegelen aan het onderwerp van zijn studie en gedegen veldwerk verrichten. De aanzet hiervoor wordt hem evenwel niet op een schoteltje aangeboden, aangezien er tot op heden weinig of geen beschouwende, analyserende of kritische teksten voorhanden zijn, de korte plichtmatige recensies naar aanleiding van een pas verschenen roman of een nieuwe theatercreatie buiten beschouwing gelaten. Op Hugo Bousset na die, gesecondeerd door Leo Geerts voor het toneelwerk, een (beperkt) deel van Koecks romans heeft doorgelicht in een themanummer van de Vlaamse Gids, en Jos Borré in een kort essay in ‘Ons Erfdeel’, heeft niemand zich ooit aan een beschouwende kijk gewaagd.
Met dit boek heb ik gepoogd die lacune in de moderne literatuurgeschiedenis enigszins op te vullen, en, op een verfrissende manier, zoals Fernand Auwera het hoopt, ertoe bij te dragen “Paul de erkenning te geven waarop hij recht heeft”.
Met deze monografie bied ik een kritisch overzicht van het fictiewerk van Paul Koeck tot begin van de jaren negentig, te weten de romans en de verhalen.
Beoordelingen
Er zijn nog geen beoordelingen.